Mc 3,31-35

Mc 3,31-35 - Jezus' Moeder en broeders

Evangelie

Uit het evangelie volgens Marcus.

Jezus’ moeder en zijn broers

kwamen aan het huis waar Hij zich bevond.

Ze stuurden iemand naar binnen om hem te halen.

Zelf bleven ze buiten wachten.

Er zat een groot aantal mensen om hem heen,

en die zeiden tegen hem:

‘Uw moeder en uw broers staan buiten en zoeken u.’

Hij antwoordde:

‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers?’

Hij keek de mensen aan die in een kring om hem heen zaten en zei:

‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers.

Want iedereen die de wil van God doet,

die is mijn broer en zuster en moeder.’

Situering van de tekst

Jezus is tussen de mensen als zijn Moeder en zijn broers hem opzoeken. Ze zijn bezorgd en willen hem 'zien'. Jezus verwijst naar de mensen om hem heen. Zij die Gods wil doen en liefde beleven, zijn zijn 'moeder' en zijn 'broers'. Deze mens heeft Gods wil zo goed mogelijk gedaan.

Laatste gebruik van deze tekst:

DROESHOUT

MAZENZELE

NIJVERSEEL

OPWIJK

PEIZEGEM

--

2019-01-31

2024-08-03

2024-10-19

2020-05-12